Inleiding in de filosofie van de kunsten (esthetica)
WB2BD3024 / WB3BD3024
Schopenhauer over de wil
De eerste a priori waarheid is volgens Schopenhauer dat we voorstellingen hebben van de werkelijkheid. Die waarheid komt neer op een besef van de oppositie van het subject (dat de voorstellingen heeft) en het object (waar de voorstellingen over gaan). De voorgestelde objecten zijn er voor het subject en dat betekent dat ze (vergelijk Kant) beantwoorden aan de vormen van de aanschouwing. Dit zijn, volgens Schopenhauer (in afwijking van Kant): ruimte, tijd en causaliteit.
Het eigen lichaam is ook in ruimte en tijd, maar het is ook het meest onmiddellijke object voor het subject. Waarneming is: als het verstand de manier waarop dit lichaam wordt aangedaan herleidt tot de oorzaken van die aandoening.
conclusie: de objectieve werkelijkheid is de wereld als voorstelling. Maar hoe zit het dan met de werkelijkheid zelf, het Kantiaanse Ding an sich? Deze vraag, en de zoektocht naar dat Ding an sich, kenmerken de romantiek. (zie verder het hoofdstuk over Schopenhauer).
Wat de momenten van ieder van die typen voorstellingen onderling verbindt is het Principium individuationis. Het principium individuationis doet in iedere klasse ander werk.
Er zijn vier klassen van voorstellingen
1. Aanschouwingen | 2. Begrippen | 3. Zuivere voorstellingen | 4. Motieven | |
voorstellingen van de werkelijkheid | voorstellingen van voorstellingen | ... van de a priori vormen van de aanschouwing | ...van het handelen | |
Worden | Denken | Aanschouwingsvormen | Inwendige ervaring | |
oorzaken | redenen | volgorde en plaats | motivatie | |
De uitwendige zintuigen leveren ons de voorstellingen van het worden, onderhevig aan de Satz vom Grunde in de vorm van de causaliteitswet. | Het denken vormt de fundering van het oordelen. Hier heerst de logica en de relaties tussen de begrippen. | De zijnsgrond der dingen, de vormen van de aanschouwing: de relaties der dingen in tijd en ruimte. | De inwendige ervaring levert ons begrip van de motieven die we hebben voor ons handelen. | |
[deze gedaante van de voorstelling werd erkend door voorgangers: oorzaken die tot gebeurtenissen leiden]. | [deze gedaante van de voorstelling werd erkend door voorgangers, m.n. de rationalisten] | Bij voorbeeld: de drie zijden van een driehoek zijn gelijk zodra de drie hoeken gelijk zijn. Dit volgt niet uit de begrippen, noch wordt het veroorzaakt: het volgt uit de manier waarop die drie zijden zullen zijn zodra ze deel uitmaken van een driehoek met gelijke hoeken. | [volkomen genegeerd door voorlopers] |